Oorlog in Oekraïne rechtvaardigt aanpassen aannemingsovereenkomst.
Aannemer heeft ondanks uitsluiting van artikel 7: 753 BW en 47 UAV 2012 recht op prijsverhoging van vaste aanneemsom. Oorlog kwalificeert als onvoorziene omstandigheid zoals in artikel 6: 258 BW.
Door o.a. de oorlog in Oekraïne lopen de kosten in de bouw flink op. Zeker bij aannemingsovereenkomsten die al (ver) voor de oorlog zijn gemaakt kan dat voor de aannemer nadelig uitpakken. Mag de opdrachtgever verlangen dat de aannemer het project afbouwt voor de overeengekomen aanneemsom? Of is de oorlog tussen Rusland en Oekraïne reden om de aanneemsom toch naar boven toe bij te stellen?
Feiten
Aannemer en opdrachtgever hadden op 28 oktober 2020 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de realisatie van meerdere eengezinswoningen en appartementen. De totale aanneemsom was ruim 6,5 miljoen euro. In de overeenkomst zijn twee bepalingen – die het doorberekenen van kostenverhogende omstandigheden mogelijk moeten maken – uitgesloten. Het gaat om artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV 2012.
Daarentegen was wel in artikel 15 lid 2 a van de overeenkomst bepaald dat de prijs zou mogen worden aangepast:
“Indien zich een extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden voordoet welke naar objectieve maatstaven een verdere ongewijzigde uitvoering van deze overeenkomst voor Partijen of een van hen in redelijkheid niet langer verantwoord maakt;”
Aannemer en opdrachtgever verschilden na het sluiten van de overeenkomst van mening of de aannemer recht had op een prijsaanpassing. Opdrachtgever wees dat verzoek tot prijsaanpassing telkens van de hand waarna opdrachtgever aannemer in rechte betrok voor een procedure bij de Raad van Arbitrage. Opdrachtgever vorderde dat de aanneemsom ongewijzigd blijft, en dat de aannemer binnen 6 weken moet beginnen met de bouw. De aannemer stelde een tegenvordering in, en vorderde dat de Raad voor recht zou verklaren dat de oorlog een extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden was op grond waarvan hij recht had op een hogere aanneemsom. Opdrachtgever verweerde zich daartegen maar delfde het onderspit.
De Raad overwoog:
“Op 24 februari 2022 is Rusland Oekraïne binnengevallen. Door de voortdurende oorlog in Oekraïne stijgen de prijzen van tal van producten, van sommige zelfs (zeer) sterk en niet alleen van gas, olie en benzine. De situatie op de toch al overspannen bouwmarkt met stijgende bouwkosten en (dreigende) (personeels)tekort en is alleen maar nijpender geworden.”
“De oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor (onder andere) de bouw, hebben, naar het oordeel van arbiters, (inmiddels) te gelden als een van buiten komende extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden welke naar objectieve maatstaven een verdere ongewijzigde uitvoering van de aannemingsovereenkomst voor aanneemster in redelijkheid niet langer verantwoord maakt.”
“Wat de precieze gevolgen daarvan zijn kunnen arbiters nu in het midden laten en ook of er nog een beroep kan worden gedaan op andere onderdelen van artikel 15 van de aannemingsovereenkomst. De huidige situatie betekent in ieder geval dat aanneemster (inmiddels) terecht een beroep doet op artikel 15 lid 2 sub a. Dit artikel ziet, naar het oordeel van arbiters, op de volledige aannemingsovereenkomst en dus ook op de daarin opgenomen prijs.”
“Dat artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV 2012 (beide bepalingen zien op kostenverhogende omstandigheden) niet van toepassing zijn verklaard in de aannemingsovereenkomst, maakt dat niet anders.”
De oorlog is volgens de Raad in dit geval eveneens een situatie dat aannemer een beroep toekomt op artikel 6:258 BW. Dat artikel (waarvan niet in een contract kan worden afgeweken omdat het van dwingend recht is) bepaalt (voor zover hier relevant) dat de rechter op verlangen van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten. De Raad van Arbitrage wijst de vordering van de aannemer toe en wel zodanig dat arbiters voor recht verklaren dat aannemer een rechtsgeldig beroep op artikel 15 lid 2 sub a van de aannemingsovereenkomst kan doen. Omdat de aannemer alleen een verklaring voor recht had gevorderd en niet een hogere aanneemsom, kon de Raad ook niet een hogere aanneemsom toewijzen. Partijen zullen die hogere aanneemsom dus in onderling overleg moeten vaststellen. Als dat niet lukt, kan de aannemer zich weer wenden tot de Raad van Arbitrage.
Conclusie
De oorlog in Oekraïne is een extreme onvoorziene omstandigheid zoals in de overeenkomst is bepaald en zoals bedoeld in de zin van artikel 6: 258 BW. Het feit dat artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV 2012 in de overeenkomst waren uitgesloten, doet daar volgens de Raad niet aan af.
Heeft u te maken met prijsstijgingen door de oorlog waardoor de marges onder druk staan en waarmee in de overeenkomst geen rekening is of kon worden gehouden? Of dreigt de aannemer de bouw te stoppen omdat hij meent dat er meer betaald moet worden? Heijltjes Advocaten is u graag van dienst bij deze en andere bouwrechtelijke vragen.
Neem voor meer informatie contact op met David de Vries of Thijs van der Meeren via 024-3222255.